Weerstand en de Afgrond

Ik kots van het bestaan. Het is volslagen zinloos. (…) Wie ben ik? Hoe kwam ik in de wereld? Waarom is me dat niet eerst gevraagd? Waarom ben ik dan niet ingelicht over de zeden en gebruiken, maar domweg in een stramme rij geplaatst, alsof ik was opgekocht door een slavenhandelaar? Hoe ben ik aandeelhouder geworden in heel deze onderneming die men ‘werkelijkheid’ noemt? 

(S. Kierkegaard – Jezus de dwarsligger. Dagboeknotities) 

March 31, 2020

Teisho: Weerstand en de Afgrond

Zoals al beschreven, is ons gevoel van onveiligheid niet op te lossen. Niet met gekitte constructies die wij bouwen. Ons te wapenen tegen de onvoorspelbare bedreigingen die op ons loeren, helpt evenmin. Voortdurend alert zijn brengt ons niet een grotere veiligheid. In plaats daarvan ontwikkelt zich weerstand. Weerstand tegen hoe de zaken gaan, verkramptheid in ons lichaam en gespannenheid van de geest uiten zich door een stil of luid verwoordde verontwaardiging. Hoe kan het dat het zo gaat, waarom valt zo weinig mijn kant op, waarom hebben anderen het geluk dat ik mis? We rollen met onze ogen, klakken met onze tong en proberen via geklaag erkenning te verkrijgen voor het onrecht dat ons wordt aangedaan.

En dan kan er een moment aanbreken waarop we zo niet verder kunnen. Zoals Kierkegaard ons (gelukkig, we zijn niet alleen) laat weten in zijn dagboek. De wanhoop, door hem vertwijfeling genoemd, kan zo massief zijn, dat er geen medicijn tegen is, er geen hoop op verlossing meer is. Wanhoop kan behalve massief ook subtieler zijn. De constatering dat ik zo niet verder kan, en dat ik in een “afgrond” kijk zoals Kierkegaard het noemt, roept naast wanhoop ook een sterke angst op. Geen vrees voor iets, maar een angst voor het niets, voor de bodemloosheid, zinloosheid en de diepte. Het beeld van de man die zich hangend boven een ravijn aan een struik vasthoudt, met boven zich een tijger, onder zich een tijger, doemt op. Lacan, Frans psychoanalyticus, noemde deze ervaring van de afgrond van Kierkegaard het traumatisch reële. 

Wat we normaal in ons repertoire hebben om crises te bezweren, helpt niet. Ons uit deze toestand denken, onszelf afleiden, ook als het spiritueel bezig zijn is, in therapie gaan, hopen op betere tijden; er is geen remedie.

Regelmatig in mijn leven heb ik deze momenten gekend (en daarnaast vele subtiele momenten van vertwijfeling). Op het eerste moment was ik 18 en was net begonnen met studeren. Blijkbaar had ik bij het eten een pinda binnengekregen, wat met een stevige allergie moeilijkheden betekent. Op Utrecht CS raakte ik buiten bewustzijn, mijn vriendin waarschuwde de politie, er ontfermde zich een man over me die net terugkwam van een EHBO cursus en ik ben met vliegende vaart naar het UMC gebracht. Ik heb een helder wit licht gezien en ik heb stemmen gehoord die over mij spraken. Op de IC kwam ik bij, en de arts vertelde me dat ik geluk gehad had. Een paar minuten later binnengebracht en ik had het niet overleefd. In de week dat het infuus met prednison moest worden afgebouwd lag ik op een zaal met oude mannen en vrouwen die ernstig ziek waren. Zonder er zelf iets aan bijgedragen te hebben, voelde ik me gelukkig dat ik nog leefde. Zorgen bestonden niet of leken onbelangrijk en ik voelde me vrij. Ik had de loop van de dingen niet geheel in eigen hand. Doodgaan maar ook leven speelden zich grotendeels buiten mijn controle af. Geen controle hoeven uitoefenen, maakte me vrij. Tegelijkertijd was me heel helder geworden waar mijn controle lag: geen pinda’s meer binnenkrijgen. Een relatief overzichtelijke taak in het leven..

Na deze ervaring komt de zin regelmatig binnendrijven: Ondanks alles wat mij gebeurt kan mij niets gebeuren.

Iedereen van jullie kent dit soort ervaringen. Dit wat Kierkegaard in de afgrond kijken noemde, wordt in de zentraditie als de grote dood genoemd. We sterven terwijl we leven. Dit mee te maken is een schokkende ervaring. En een ieder probeert met deze ervaringen in het reine te komen. Hoe ga je om met de verontwaardiging, met de pijn en met de weerstand? Hoe kun je leven met wat er is? Zonder het te willen overwinnen, zonder te blijven strijden, zonder jezelf te veroordelen over wat je voelt of denkt? Deze ervaringen brengen ons in contact met de bodemloosheid van het bestaan. De maskers waarmee wij ons in ons dagelijks leven tooien, blijken maskers. De ervaringen brengen mijn beeld van mijn bestaan in botsing met het bestaan zelf. Wij weten niet waar we vandaan komen, waar we naartoe gaan. Wij hebben niet de controle waar we van dromen, weten niets en leven in een decor van bordkarton. De genoemde ervaringen brengen onzekerheid, onbestemdheid en sprakeloosheid.

Hoe moeten we ons verhouden tot deze ervaringen? Het zijn kansen. Ze tikken op mijn eierschaal. Kansen op onderzoek. Onderzoek naar mijn leven, naar binnen keren, in stilte ervaren wat er gaande is, de wanhoop laten bestaan, opnieuw het hart ontdekken en luisteren wat het hart zegt. Het hart is de afgrond, kijken in de afgrond is niet bedreigend. In de zen is er de koan van de man of vrouw die met zijn of haar tanden aan een boomtak hangt. Armen en benen vinden geen steun. Wat te doen? Zhuangzi, de tao meester zegt, vertaald in het Engels: leap into de boundless, make it your home.

Hoe? Volgende keer meer.

Martin Myoki Pol