Koan – Hoe doe je dat?
Stonden we de vorige keer stil bij de geschiedenis van de koan en van de koanstudie, deze keer wil ik aandacht besteden aan het hoe. Koanstudie staat in een mysterieus daglicht, wat deels het gevolg is van de geschiedschrijving en mythevorming. Ook de koanstudie zelf, de methode en het contact erover met de leraar, voedt het mysterie.
March 31, 2020
Teisho: Koan – Hoe doe je dat?
Veelgehoorde vragen over de methode van koanstudie zijn of er een antwoord goed is, of het waar is dat je jaren op een koan moet zitten en of het waar is dat er niet geholpen wordt. Wat aan de geheimzinnigheid bijdraagt, is de instructie niet te praten over je koanstudie. Zodat de beoefening puur persoonlijk blijft. Zodat er geen sprake is van een invuloefening. De oefening is van groter belang dan het examen.
In het algemeen vraagt de leerling de leraar of hij kan starten met koans. Maar het kan ook gebeuren dat de leraar de leerling probeert te verleiden een koan te proberen. Om te onderzoeken of er iets los te wrikken valt. Ik moet zeggen dat het loswrikken van wat vastzit het beste werkt als iemand zelf wil beginnen met het wrikken.
Wat gebeurt er als er een koan opgegeven is. Omdat koanstudie een uiterst persoonlijke zaak is, kan ik alleen putten uit eigen ervaring. Nadat de leraar een koan heeft opgegeven, treedt bij mij altijd hetzelfde effect op. Het is de reactie ik weet het niet met een bijbehorend onbehagen. Mijn brein probeert chocola te maken van de vraag en geeft een aantal antwoord opties door. Deze opties geven echter meer onbehagen omdat ik niet weet of de antwoorden juist zijn. Het gevoel wat bij mij overheerst is misschien wel gelijk aan dat van de leerlingen in de koans. In de termen van Kierkegaard is er sprake van inmiddels milde vertwijfeling.
Dan herinner ik me ineens, ook bij de zoveelste koan, dat ik een koan anders moet benaderen dan dat mijn brein natuurlijkerwijs doet. In plaats van koortsachtigheid vanuit onbehagen, op de vraag duiken met mijn hele hebben en houden, omcirkel ik de koan. Ik lees ‘m hardop, vertaal ‘m in het Nederlands, en schrijf ‘m op in een boekje dat ik altijd bij me heb. Bij koanstudie is een verandering van houding nodig: van moeten slagen naar mogen falen, van willen weten naar onderzoek, van druk naar ontspanning.
Een aspect wat bij mij, maar naar ik vermoed ook bij anderen, een belangrijke rol speelt, is de schaamte voor het niet weten. Koanstudie doet bij mij een beroep op de innerlijke norm het goed te willen doen. Ergens wil ik de leraar laten zien dat ik een goede leerling ben. Jaren na de start van koanstudie ontdekte ik dat de leraar dat allang vond. Maar nog steeds is er tijdens de interactie met de leraar een moment dat ik met mijn mond vol tanden sta. En dan is daar ook de schaamte.
Want, werken met een koan gaat na het onderzoekend omcirkelen van de kwestie om het opheffen van een verschil. Het verschil tussen jou en de koan moet opgeheven worden. Hoe? Door jezelf te vertellen dat je los van het antwoord moet gaan staan. Het gaat om het geven van een antwoord, maar het gaat niet om het antwoord. Het verschil met de koan opheffen kan ook door de kwestie te worden. Door. De koan terug te brengen tot een woord, of tot een zin, kun je deze door je heen halen, bijvoorbeeld op een uitademing, op de trapbeweging tijdens het fietsen. Een laatste manier om het verschil tussen jou en de koan op te heffen, is niet te veel te analyseren. Met de ontdekking te analyseren, keer je terug naar de zin of het woord.
En, dan, soms plotseling en soms geleidelijk, dringt zich een antwoord op. Wie geeft dit antwoord? Ben ik het? Is het de geest? Ik weet niet waar het antwoord vandaan komt. Ik hoef het antwoord dat opkomt nooit op te schrijven. Ik herinner me het al te goed. Soms ben ik er niet helemaal zeker van, maar een antwoord dat zich opgedrongen heeft kent geen twijfel. Ook al rekent de leraar zo’n antwoord niet altijd goed.
Wanneer ik de daisanruimte binnenga, en de leraar vraagt waar ik het over wil hebben, en ik de koan noem, is er in het algemeen overtuiging. In woorden geef ik een antwoord. We spreken er wat over, op een gegeven moment wordt de leraar stil en vraagt: hoe zou je dit antwoord laten zien? Kun je het me tonen? En dan, elke keer, is er een moment van mond vol tanden. Terwijl ik weet dat de vraag komt, weet ik even niets te zeggen. Er ontstaat schaamte. Door de schaamte heen toon ik het antwoord, waarmee ik ook laat zien dat ik de koan belichaam.
Ik word vrolijk van koanstudie. Omdat het me ontregelt, me een ander perspectief biedt dan gewoonlijk en omdat het een kans op voortdurende beoefening geeft. Het is een duik in de traditie van de zen. Voor mij is het ook een schaamte-oefening, ik heb mezelf vaak vreemde dingen zien doen en geluiden horen maken. Ik verlaat de daisanruimte altijd lichter en losser. Alsof er in een bedompte kamer een raam opengezet is.
Martin Myoki Pol