Koan – De weg terug naar het hart

De geschiedenis van de koan is bochtig, soms met slecht zicht en daardoor ietwat mysterieus. Dit is voor sommigen aanleiding wat afstand te houden. En dat vind ik jammer, vandaar dat ik een paar keer wil spreken over koans en koanstudie.

March 31, 2020

Teisho: Koan – De weg terug naar het hart

Dat de geschiedenis mysterieus is, heeft te maken met de geschiedenis zelf en met de vorm te maken waarin koanstudie plaatsvindt. Eerst maar eens wat licht laten schijnen op de geschiedenis.

De overdracht van de boeddhistische leer, de Dharma, is het centrale thema. Wanneer je als religie claimt dat je leer als doel heeft om lijden op te heffen, verlichting te vinden en minder ik-gericht te leven, is de kwestie natuurlijk: wat moet ik doen? Iemand uit de zen traditie zal op deze vraag antwoorden: beoefening van zazen, het vinden van een leraar, de aansluiting bij een groep en afhankelijk van de stroming zal koanstudie genoemd worden als middel.

Koanstudie is dus een middel om de Dharma over te dragen en bevrijding te realiseren. En over deze transmissie is in de zen traditie veel gezegd. Er is sprake van een paradox.

Zo komt, in de overgeleverde woorden van Bodhidharma, de overdracht van de Dharma tot stand van hart tot hart, buiten woorden en geschriften om. En was de (woordeloze) reactie van Mahakashyapa, een glimlach, op het gebaar van de Boeddha, hij draaide een bloem tussen zijn vingers, voor de boeddha aanleiding Mahakashapa aan te wijzen als opvolger. In plaats van bijvoorbeeld Ananda, van wie gezegd wordt dat hij het onderricht van de boeddha nauwgezet kon reproduceren. Deze voorbeelden duiden op een wantrouwen in woorden en taal als middelen om de Dharma te zien en te verstaan.

Desondanks was er de opkomst van de koan, in de 8ste eeuw na Chr., en van hieruit de ontwikkeling van de koanstudie. De paradox zit besloten in de koans. In woorden worden verlichtingverhalen verteld, in de beoefening van de koan is het nodig dat de leerling woorden, betekenissen, antwoorden laat vallen. Hij of zij moet de koan belichamen, van hart tot hart dus. Zentraining is dus geen kwestie van kiezen tussen woorden of  het hart. Ik beschouw de oproep van Bodhidharma als een waarschuwing dat getheoretiseer niet perse transmissie is. En ook dat de Dharma niet in boeken, soetra’s, teisho’s, daisan te vatten is. En dat de Dharma tegelijkertijd voortdurend wordt overgedragen. Goed kijken is het devies.

Koanstudie kwam rond de achtste eeuw in zwang in China, in wat de gouden eeuw van de zen genoemd wordt. Chinese zenmeesters begonnen verhalen te verzamelen waarin leerlingen bevrijding vonden, meestal doordat hun meester iets deed, iets zei dat inging tegen wat het verstand verwacht. De boodschap van de koan is helder: verlichting is te ervaren in een dagelijkse situatie, een gesprek, een ontmoeting. De leerling is onwetend, de meester is zo vrij te reageren zodat de leerling in verwarring achterblijft of dat er ruimte voort een absoluut perspectief ontstaat.

Koanstudie is onderwerp geweest van twisten. Vooral de Rinzai school, gesticht door Linji, legde grote nadruk op koanstudie als onderdeel van de beoefening. Voor de andere grote school, Soto, was koanstudie teveel een kwestie van het spelen van spelletjes, een truc. Overigens besteedde Dogen, stichter van de Soto school in Japan, ook aandacht aan koans, getuige diens koanverzameling.

De bekendste twee koanverzamelingen heten de Mumonkan (De Poortloze Poort) en de Hekiganroku (De Blauwe Rots). Behalve een bron van studie zien we in de koans belangrijke meesters optreden. Vanuit dit perspectief is het een niet geautoriseerde geschiedschrijving. De structuur van de koans is strak opgebouwd. De verzamelaar schetst de casus, schrijft een gedicht om zijn inzicht te tonen en om de leerling te ondersteunen. Het aardige van deze ondersteuning is dat er in het algemeen meer verwarring kan ontstaan.

Het doel van koans is inzicht, een ervaring te bieden waar er ineens een moment is waarin het verstand even stilstaat, waarin er ruimte bestaat. Een moment waarna je lichter naar buiten loopt. Op naar de volgende koan. Dit is wat Jan Bor het terugvinden van de weg naar het hart noemt. Dat wil zeggen, de weg vinden naar de ervaring.

Martin Myoki Pol