Het zesde en zevende ernstige voorschrift
Ik beloof geen kwaad te spreken van anderen.
Ik beloof mijzelf niet te verheffen en anderen niet te vernederen.
September 8, 2020
Teisho: Het zesde en zevende ernstige voorschrift
Ook al zijn de andere Ernstige Voorschriften in positieve zin geformuleerd, deze twee voorschriften zijn verwoord in de oorspronkelijke vorm. Deze voorschriften dragen de intentie in zich iets te laten. Ik denk dat ook deze voorschriften positief zouden kunnen worden geformuleerd: ik beloof anderen te behandelen zoals ik zelf behandeld zou willen worden. Ik beloof al het bestaande als gelijkwaardig aan mij te beschouwen. De boeddha hechtte aan het gebruik van vriendelijke woorden, kind speech. Ik beloof vriendelijke woorden te gebruiken, zou dus ook kunnen. Ik weet niet waarom deze voorschriften op de negatieve manier verwoord zijn terwijl de rest positief verwoord is. Misschien is het niet belangrijk, maar ik vraag het me toch af (zonder antwoord).
Dat deze voorschriften in de rij van de Tien Ernstige Voorschriften opgenomen zijn, verbaast me niet. Met onze neiging gefrustreerd te zijn wanneer we de omstandigheden niet aan onze wil kunnen aanpassen, met onze geweldige capaciteit onderscheid te maken en met onze taal, kunnen wij potentieel veel schade aanrichten. Ik besteed aandacht aan beide voorschriften, in een adem, omdat ze zo sterk samenhangen. Kwaadspreken gaat hand in hand met mezelf verheffen. Sterker nog, ik zet mezelf in de zon door anderen in de schaduw te plaatsen.
Wat is kwaadspreken? Volgens mij is dit over anderen praten op een negatieve manier terwijl de anderen niet aanwezig zijn. Dit gedrag brengt disharmonie en beschadigt de ander. De ander beschadigen is mezelf beschadigen. Ook meegaan met het kwaadspreken door anderen zonder dit te corrigeren is kwaadspreken. Overal waar mensen samenleven, wordt kwaadgesproken. Hoe vaak ik mezelf betrap op de neiging iets negatiefs te zeggen over anderen, meestal om mezelf in een beter daglicht te plaatsen is niet te tellen. Hoe vaak ik anderen iets soortgelijks hoor zeggen, is evenmin te tellen. Hoe vaak ik anderen niet corrigeer, of voor iemand opkom, zijn evenmin te tellen.
Ook in de zendo gebeurt het. Vanzelfsprekend omdat de zendo het terrein van mensen is. Regelmatig word ik in vertrouwen genomen door iemand die zich ergert aan gedrag van anderen. Ik mediteer omdat ik rust zoek, en dan ergert mij een neusfluit. Of: ik ben gehecht aan de rituelen en ik vind dat die zich er niets aan gelegen laten liggen. Mijn reactie is, nadat ik dit mijn leraar zag doen, duidelijk te maken dat alles waar je aan ergert bij je eigen beoefening hoort. En als er iets in de zendo gebeurt waar je moeite mee hebt, staat je maar een ding te doen: bespreken. Gaat het om kleine huis, tuin en keuken-ergernissen, zwijg dan en doe er zelf iets mee. Spreek je er openlijk over, doe dat op een manier die verbindt, in plaats van verdeelt. In het algemeen is er de uitnodiging openlijk, zonder schaamte, te bedenken waar je moeite mee hebt, en dit ook uit te spreken. De beoefening is dan dit op zo’n manier te doen dat je verbindt. Dit te kunnen stelt eisen aan de intensiteit van je gevoel, de stevigheid van de band en aan het zodanig verwoorden dat de ander kan horen wat je bedoelde.
Dit betekent niet dat je geen harde, of beter misschien duidelijke taal zou kunnen gebruiken. Soms is het nodig om zeer duidelijk te zijn. Dan ook moeten woorden geen vuistslagen zijn, maar moeten ze dienen om begrip te kweken voor jouw standpunt. In de zentraditie worden soms harde woorden gebruikt. Leraren die tegen leerlingen zeggen: als dit je inzicht is, moet je misschien stoppen. Het gebruik van harde woorden kan alleen als de verstaander weet dat dit de bedoeling is. De band tussen leraar en leerling moet zo vol vertrouwen zijn dat alles gezegd kan worden. Soms ook op een manier die anderen zou afschrikken. Het is aan de leerling om de kritiek van de leraar niet direct af te weren, onze neiging defensief te reageren is zeer sterk, maar goed te luisteren, wetende dat hij of zij het allerbeste met je voorheeft. En zo je dit gevoel niet hebt, staat het je uiteraard vrij een andere leraar te zoeken.
Een sterk middel tegen kwaadspreken, daarover schrijft Anderson uitgebreid (in het boek being upright), is het loven van anderen. Het waarderen van anderen, te complimenteren als tegengif voor het zien van slechte eigenschappen. We zijn zeer goed ontwikkeld de slechte eigenschappen van anderen te zien. Er is volgens mij een verband tussen onze gerichtheid op slechte eigenschappen van anderen en het verheffen van mezelf. Ik veronderstel zomaar dat ik de waarheid in pacht heb, anderen kunnen niet voldoen aan de lat die ik zogenaamd zo hoog gelegd heb. De ander loven is een even moeilijke als simpele oefening.
De neiging me verheven te voelen, komt voort, zou ik zeggen, uit de behoefte gezien en gewaardeerd te worden. Zie mij, ik ben een buitengewoon mens. Het aardige is dat we inderdaad buitengewoon zijn. We zijn boeddhanatuur, we worden elk moment geboren en we sterven elk moment, we kunnen een verlicht bestaan leiden. Paradoxaal genoeg ondervinden we onze ‘buitengewoonheid’ alleen als we door en door weten dat wij gewone mensen zijn. Je zou kunnen zeggen dat zenbeoefening helpt ons gewoon te laten zijn, daarmee te leven (ik kan de realiteit niet ingrijpend naar mijn hand zetten, ik kan wel kijken wat ik kan beïnvloeden) en dan kunnen we buitengewone dingen ontdekken over onszelf.
Dit voorschrift gaat niet alleen over mezelf verheffen, maar ook over mezelf naar beneden halen. Het gaat over mezelf en de ander, het gaat over onderscheid aanbrengen. Omdat we gehecht zijn aan een zelf – of een ik, persoonlijkheid of een karakter – zullen we onszelf en/of anderen verheffen of vernederen.
Via beoefening gaan we zien dat veel van onze gehechtheid aan onszelf verhuld dat we door en door afhankelijk zijn van al het andere. Mijn leven is geheel en al afhankelijk van de ondersteuning door anderen. Ik word geheel en al onderhouden door al het bestaande. Wat is het dan vreemd om mezelf te verheffen. Wat is het dan ongepast om kwaad te spreken. Kwaad spreken over dat wat je ondersteunt? Dit te realiseren is een belangrijke mijlpaal in de beoefening. Ik word ondersteund, ik ben afhankelijkheid, ik zou de hele dag dankjewel moeten zeggen als ik uitdrukking wil geven aan hoe het bestaan in elkaar zit. Dankjewel, boer, machinist, medeweggebruiker, collega, leidinggevende, gezinsleden, buurman, cellen, spieren, spijsvertering. En zo oneindig verder.
Martin Myoki Pol